Stoffelijke overschotten op de gemeentelijke begraafplaatsen in Broeksterwoude en Zwaagwesteinde zijn na ruim twintig jaar nog vrijwel intact.
Grafdelvers ontdekten dit toen er na twintig jaar nieuwe overledenen in de graven gelegd zouden worden. Normaal gesproken treffen zij alleen beenderen aan, die in een knekelput bewaard worden.
Er is sprake van het verschijnsel 'adipocire', ook wel Iijkenwas genoemd. Doordat te weinig zuurstof de lijken bereikt, komt het ontbindings-proces niet op gang. In plaats daarvan veranderen de lichamen in een soort taaie, witte wassen poppen. De gemeente Dantumadeel heeft uit piëteit besloten de graven niet opnieuw te gebruiken.
(Lijkenvet of adipocera (Latijn: adeps, adipis = vet, cera = was), ook adipocire (Frans), wasachtige stof die ontstaat in rottende kadavers die onder water liggen of in zeer vochtige grond begraven zijn, en dus van de lucht zijn afgesloten. Het lijkenvet bestaat voornamelijk uit vrije vetzuren. Een kadaver met veel adipocera behoudt grotendeels de oorspronkelijke trekken en kan veel minder ontbonden lijken dan op grond van het tijdsverlop aannemelijk is (bron: Grote Winkler Encyclopedie 8st druk))
bron: Leeuwarder Courant 6 maart 2008