Historie de Falom

De historie van de begrafenisvereniging te De Valom:

“Op 18 april 1913 is ten huize van Jelle Boersma, kastelein te Valom, een vergadering belegt van in- en omwonenden te en onder Valom, ten doel hebbende, zoo mogelijk, eene begravenis Vereeniging op te richten”, zo begint de geschiedenis van de begrafenisvereniging te De Valom.

“Dit plan”, aldus de eerste notulen verder, “is zo langzamerhand gerijpt bij ieder weldenkende, omdat men soms de treurige ervaring opdeed, dat het laatste overschot onzer afgestorvenen, wordt weggeleid, onder omstandigheden, die eenvoudig voor grote mensen niet te pas komen”.

Deze eerste vergadering stond, op verzoek, onder leiding van de heer Fedde Wiegers Feddema. Op deze vergadering waren reeds een 60-tal personen aanwezig. Men kwam al direkt tot de aanwijzing van een voorlopig bestuur, die tot taak kreeg reglementen voor de vereniging op te stellen. In de tweede vergadering, een week later, werd het bestuur bij acclamatie benoemd en de reglementen vastgesteld. De heer Fedde W. Feddema, die ook hierbij nog de leiding had, kwam niet in het bestuur, omdat hij uit De Valom weg ging te wonen.

Het eerste bestuur van de vereniging bestond uit de heren:

Jan Aukes Jongsma – voorzitter, Hedzer J. van der Laan – sekretaris, Floris Dijkstra – penningmeester, Romke Leegstra en Wieger Feddema. Ongeveer 80 personen gaven zich op als lid van de nieuwe vereniging.

Daarna werden een bode en een hulpbode benoemd. Ook in De Valom leverde dat geen problemen op. Vijf personen stelden zich daarvoor beschikbaar, n.l. de heren: P. de Jong, H. van der Meulen, K. Post, J. Postma en J. Kooistra. Tot bode werd aangesteld P. de Jong en tot hulpbode J. Postma. Ook stelden zich direkt al 16 leden beschikbaar als drager.

In eerste instantie zou geprobeerd worden de lijkwagen van Dantumawoude in gebruik te krijgen en het, indien mogelijk, door een zwart paard te laten trekken.

De heer S. Boomsma had een zwart paard en bij monde van zijn zoon, de heer J. Boomsma, werd toegezegd: “wij nemen het voorlopig op ons, als er geen andere is, maar vader wil liever vrij”. “Dat was een antwoord, dat klonk als ene klok, want, zoo nodig, dan kon hij ons geriefen, niet noodig, dan konden wij hem geriefen”, aldus de notulen.

De waarnemende voorzitter, Fedde W. Feddema, verraste de vereniging met de gave van een nieuwe hoed voor de bode. Vanwege zijn hulpvaardigheid en zijn gave werd de heer Feddema benoemd tot erelid van de vereniging.

De Valomster vereniging ging slagvaardig uit de startblokken. Nog voor de officiële inwerkingtreding van de vereniging op 12 mei 1913 was er een bestuur, een bode, een hulpbode, 16 dragers, een lijkrijder en een erelid, maar ………er was nog geen geld!

Het kwam de vereniging daarom ook bijzonder goed van pas, dat bij de eerste dienst, dat was de begrafenis van de heer J. van Maassen op 14 mei 1913, de familie de ekstra kosten voor haar rekening namen en dat de oude buren nog fungeerden als dragers.

De eerste volledige dienst van de vereniging was nog diezelfde maand op 28 mei 1913. Deze dienst, zo vermelden de notulen, was bijna té volledig. Er waren maar acht dragers nodig, terwijl er twaalf waren meegegaan. Ook bleef er nog een drager weg, zonder een plaatsvervanger aan te wijzen. Deze drager kreeg hiervoor een boete opgelegd. In die tijd was een aantal dragers van 10 tot 12 man trouwens vrij normaal.

Ook in De Valom moesten de leden voor tien cent het reglement van de vereniging aanschaffen. Bij het ophalen van de eerste kontributie was er een lid, dat probeerde nog wat af te dingen. Schijnbaar was hij in de veronderstelling, dat het bestuur een handeltje bedreef.

In 1916 ontving de vereniging een schenking van 10,–. Wegens de geldelijke zorgen werd dat erg op prijs gesteld. Vele jaren betaalde de voorzitter de verteringen van het bestuur uit eigen zak.

Op de ledenvergadering van 1918 kwam de vereniging in de problemen. De notulen daarover zijn als volgt:

“Toen is door de bode zoowat een bres in de vergadering geschoten, door niets meer of minder dan te bedanken. Nu is in het dagelijks leven de eene hiervoor geschikt, de ander weer voor iets anders, maar hij is als geknipt voor bode; of men al beweerde dat het niet op de agenda stond en er dus nog een jaar op zat, en of er van de bestuurstafel al behoorlijk scherpe pijlen op hem werden afgeschoten, hij heeft zich niet in een hoek laten duwen, zoodat we genoodzaakt waren een ander te benoemen en tot overmaat bedankte ook de hulpbode”.

Er werd in diezelfde vergadering een nieuwe bode benoemd, die aarzelend toestemde. Hij heeft het dan ook maar één jaar gedaan.

In 1919, aldus de notulen, “verklapte een lid, dat iemand klompen had gedragen en zoo op het reglement had getrapt, en vroeg of dit bij slechte wegen verantwoordelijk was, waarop door de vergadering is gewezen, dat het dan bepaald zwarte moeten zijn”.

Ook van de Valomster vereniging zijn heel veel dingen niet meer te achterhalen, omdat de oude papieren niet bewaard zijn gebleven. Bijvoorbeeld de naam van de vereniging.

Voor het eerst in juni 1923 kom ik de naam tegen “De Laatste Reis”. In 1940 werd deze naam veranderd in “De Laatste Eer”.

Een verzoek van de bode om een jas, in 1923, vond geen genade. Als men een nieuwe bode moest hebben, zou dat bezwaren opleveren en bovendien, ook de dragers konden dan wel eens komen met een soortgelijk verzoek.

Er was ook wel eens wat ruzie binnen de vereniging. Sommige leden waren niet meer tevreden met de bode en wilden van zijn diensten niet meer gebruik maken.

Het bestuur loste dat op door aan die leden te toezegging te doen, dat zij, indien nodig, de hulpbode mochten halen. Zowel de bode als de betreffende leden waren daarmee tevreden gesteld. Maar het konflikt kreeg later toch nog een hele lange staart. Bij die ontevreden leden was namelijk ook één van de dragers en die drager werd daarna niet meer door de bode gevraagd voor een begrafenis.

Het jaar daarop ging het er heftig aan toe. Omdat het de eenheid binnen de vereniging niet ten goede kwam, heeft de sekretaris dit niet in de notulen willen verwerken. Ook een verzoek om de bode oneervol te ontslaan, wilde het bestuur niet honoreren. Maar in de latere ledenvergadering zetten de leden toch door. Het gevolg was, dat er over werd gestemd de bode aan te houden, ja of nee. Twee/derde van de leden stemden voor ontslag.

Het bestuur zat elk jaar weer te worstelen met het vaststellen van de kontributie. In De Valom ging dat altijd via hoofdelijke omslag; geen vaste kontributie per lid, maar een omslag volgens inkomen.

Dit was praktisch elk jaar een probleem, dat ook op elke ledenvergadering uitgebreid ter sprake kwam en aan de leden moest worden uitgelegd. Ik denk, dat het bestuur wel eens een punthoofd gehad heeft van het gepraat over de kontributie.

Elke bespreking hierover kwam er echter op neer, zoals het in 1927 zo mooi staat genotuleerd: “wie te veel betaald kan restitutie krijgen, wie te laag is aangeslagen, kan zijn gevoel laten spreken”.

Voorstellen van sommige leden voor een vaste kontributie per lid kregen nooit een meerderheid.

In 1932 werden de lonen van de bode Hendrik Theunis de Bruin en de dragers verlaagd, waarschijnlijk door de slechte tijd van de dertiger jaren. De bode kreeg een gulden minder en de dragers twee kwartjes. Eén lid wou de lonen zelfs terugbrengen op het peil van 1913.

Vanaf 195 kreeg ieder lid dertig cent vrije vertering op de ledenvergaderingen.

In De Valom waren ze vooruitstrevend met het praten over kleding voor het personeel. Al in 1937 werd er een prijsopgaaf gevraagd. Een eerste soort cape kostte toen 20,– en een pet f  3,–, maar de betreffende firma kon ze ook wel voor minder leveren. Er werden echter alleen petten gekocht en bij mijn weten hebben de dragers ook nooit meer dan petten en moffen van de vereniging gehad.

Een jaar later werd, via de Friese Federatie, een ongevalsverzekering afgesloten voor het personeel.

In 1939 moest een bestuurslid bedanken als drager, omdat de leden de verhoudingen niet juist achtten. Als bestuurslid zou de man bóven de bode staan en als drager zou hij ónder de bode staan. Dat jaar kwamen er ook klachten, dat de lijkauto niet netjes was en dat de auto zeer zeker niet benzine gebruikte, maar peterolie. De dragers, die er achter moesten lopen, hadden daar nog al last van.

In de oorlogsjaren 1944 en 1945 zijn er geen ledenvergaderingen geweest. Uit de notulen van 1946 blijkt, dat de werkzaamheden van de vereniging in 1943 gestaakt werden, vanwege deze oorlog. Evenals in Broeksterwoude zijn in werkelijkheid de diensten van de vereniging normaal doorgegaan.

Het jaar 1948 was een goed jaar voor de vereniging én voor De Valom. Dat jaar is er namelijk geen één overleden!

De ledenvergaderingen werden in De Valom bijna altijd op de middag gehouden. Tot 1953 was het ook gebruik, dat de boeken en bescheiden tijdens de ledenvergadering werden gekontroleerd.

In 1955/1956 vond er een curieus voorval plaats.

Het bestuur stelde in 1955 voor om het rooster van aftreding te wijzigen om de penningmeester, die eigenlijk aan de beurt was om af te treden, in de gelegenheid te stellen de twintig jaar als bestuurslid en als penningmeester vol te maken. Het bestuur wilde dan een ander in zijn plaats laten aftreden, maar daar ging de ledenvergadering niet mee akkoord. Besloten werd om de bestuursverkiezingen een jaar over te slaan en dan het volgende jaar twee bestuursleden te laten aftreden. Het jaar daarop treedt dus de penningmeester af en hij wordt behoorlijk in het zonnetje gezet en bedankt, dat hij 20 jaar lang bestuurslid en penningmeester van de vereniging is geweest. Wat blijkt nu ……., ondanks dat de man een jaar langer is aangebleven als bestuurslid, heeft hij nóg de 20 jaar niet vol gekregen. Vanf zijn benoeming tot het moment van zijn aftreden is bijna negentien jaar!

Het vijftigjarig bestaan van de vereniging werd even door de voorzitter gememoreerd in de ledenvergadering van 1963. De leden kregen in verband daarmee een ekstra konsumptie en een feestsigaar aangeboden door het bestuur.

De mensen zorgden goed voor hun spullen. Bij het 50-jarig bestaan brengt de bode naar voren dat het kistkleed nu ook 50 jaar oud is, maar nu wel is versleten. Er werd daarom ook een nieuw baarkleed gekocht voor 125,–.

Vanaf 1965 moesten de kinderen vanaf 18 jaar eveneens kontributie betalen; nog steeds wordt naar draagkracht berekend. In de ledenvergadering van 1966 werden statuten en een huishoudelijk reglement voor de vereniging vastgesteld. Hierop is de koninklijke goedkeuring aangevraagd en verkregen.

In 1967 werd er voor het eerst voorzichtig gepraat over de perspectieven van de vereniging, of zij nog bestaansrecht had of kansen. Veel verenigingen betaalden reeds alle begrafeniskosten en eveneens de huur van de gebouwen. Het bestuur wees er op, aldus de notulen: “onze kleine vereniging kan, met een top-kontributie, lang niet bereiken wat de grotere verenigingen kunnen bieden aan service en dergelijke. In De Valom vestigen zich praktisch geen jonge gezinnen, zodat ons dorp vergrijsd en daarom moeten wij in de toekomst rekenen op relatief hoge uitgaven”. Een tussen neus en lippen voorgestelde fusie met een andere vereniging werd afgewezen. Unaniem werd daarna besloten de kontributie te stellen op f 10,– voor gezinnen en f 7,50 voor alleenstaanden. Voor het eerst dus geen omslag meer naar draagkracht, maar een vaste kontributie per lid. Ook in 1968 was er nog weinig bijval voor een fusie.

In januari 1969 besloot het bestuur te bekijken of het wenselijk zou zijn, en voor de leden voordeel zou bieden, om een fusie aan te gaan met een andere vereniging. Op de ledenvergadering van februari 1969 noemde de sekretaris de zorgelijke financiële vooruitzichten door de hogere eisen, welke gesteld werden bij begrafenissen en een bevolking, die eerder afnam dan toenam. Bij een kontributie van één tot zes gulden was er vroeger een reserve van duizend á vijftienhonderd gulden. Toen kostte een begrafenis nog ongeveer f 40,–. Nu, met een kontributie van tien gulden, zitten wij nog steeds op diezelfde reserve, maar een begrafenis kost nu f 200,–. Ook geven de zusterverenigingen, met een gelijke kontributie, veel meer en de uitvoering van de begrafenis is veel stijlvoller. Twee bestuursleden hadden bij de Federatie Friesland advies gevraagd en dat luidde: of een belangengemeenschap of een fusie aan te gaan met een zustervereniging.

Het verhaal van het ophouden van de zelfstandige vereniging in De Valom zal bij sommigen nog wel enig weemoed oproepen; ik wil dat niet langer rekken.

Op 4-2-1969 werd met algemene stemmen besloten een belangengemeenschap aan te gaan met de vereniging te Broeksterwoude. Meer was op dat moment volgens de statuten niet toegestaan. Op 28-2-1969 is daarna, in een buitengewone ledenvergadering, besloten tot de algehele fusie met de vereniging van Broeksterwoude.

Hiermee kwam De Valom dus ook onder de naam “En Hij Stierf”. De vereniging was overleden, maar de leden kregen een toekomst!

Bestuursleden Uitvaartvereniging De Valom